Het Scoutingspel uitgelegd
Er zijn verschillende soorten Scouting: landscouting, waterscouting en luchtscouting. Ook kinderen met een beperking kunnen deelnemen aan het Scoutingspel. Binnen een Scoutinggroep zijn er verschillende speltakken waarin kinderen en jongeren uit één leeftijdsgroep hun spel spelen. De leeftijdsgroepen zijn 5-7 jaar, 7-11 jaar, 11-15 jaar, 15-18 jaar en 18-21 jaar. Ouder dan 21 jaar? Ook dan biedt Scouting uitdaging! Ga aan de slag als vrijwilliger of blijf betrokken als plusscout of donateur. Scouting biedt haar (jeugd-)leden, ongeacht culturele achtergrond, afkomst, gender, geloof, beperking of politieke overtuiging, een veilige en leerzame speelomgeving. Scouting Nederland is de grootste jeugd- en jongerenorganisatie van Nederland met meer dan 115.000 leden. De jeugdleden en vrijwilligers van Scouting zijn verdeeld over meer dan 1.000 Scoutinggroepen. De doelen van het Scoutingspel worden verwoord in de spelvisie SCOUTS.
Land, water en luchtscouting
Land
Water
Ongeveer 25% van deze Scoutinggroepen heeft een aanbod voor waterscouts, in verschillende leeftijdsgroepen. Vaak zijn de waterscoutinggroepen te vinden bij meren en rivieren en aan de kust. Waterscouts zijn vooral in de zomer veel op het water te vinden. Zeilen, kanoën en waterspelen staan centraal. In de winter onderhouden ze de boten en doen ze andere uitdagende Scoutingactiviteiten. De groepen komen samen in een eigen clubhuis of hebben een omgebouwd binnenvaartschip als varend clubgebouw.
Bij waterscouting spelen kinderen en jongeren van alle leeftijden samen het Scoutingspel waarbij ze tegelijkertijd de vaardigheden voor het veilig varen in zeilboot, roeiboot of motorvlet leren. Het spelen van dit spel in de verschillende speltakken is een belangrijk onderdeel van waterscouting.
Lucht
Spelvisie SCOUTS
Scouting is veel meer dan het doen van activiteiten in het bos, op het water of in het park. Er zit een visie achter het Scoutingspel, die wordt samengevat in de spelvisie SCOUTS. De spelvisie geeft aan waar Scouting inhoudelijk voor staat. De spelvisie bestaat uit zes elementen die ieder hun eigen betekenis hebben:
Samen: Dit element staat voor de betrokkenheid die je als scout hebt met de maatschappij, voor de onderlinge verbondenheid die scouts over de gehele wereld met elkaar voelen en voor het internationale aspect binnen Scouting.
Code: Dit element staat voor de normen en waarden (de 'spelregels'), de ceremoniën en het fundament van Scouting.
Outdoor: Dit element staat voor het buitenleven, waarbij de natuur niet alleen wordt gezien als omgeving waarin het spel van Scouting gespeeld wordt, maar ook als opvoedende waarde.
Uitdaging: Dit element staat voor de persoonlijke ontwikkeling van scouts. Scouting is niet alleen een plezierige vrijetijdsbesteding, maar biedt ook mogelijkheden om jezelf te ontwikkelen en steeds weer je grenzen te verleggen.
Team: Dit element staat voor het werken in subgroepen (oud leert jong) en de toenemende zelfstandigheid van de jeugdleden.
Spel: Staat voor het Scoutingspel zelf, de veelzijdigheid ervan, de thematiek en het aanspreken op de creativiteit (zowel in fantasie als het creatief zijn in oplossingen). Je leest meer over de spelvisie SCOUTS in het Beverkompas, Welpenkompas, Scoutskompas, de Explorergids en via Scouting Academy.
Doorlopende leerlijn
In het Scoutingprogramma zit een opbouw van jong tot oud waarmee aangesloten wordt bij de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Deze opbouw wordt de doorlopende leerlijn genoemd en omvat diverse elementen. In het leerzonespel (hieronder te downloaden) ga je met de leiding spelenderwijs aan de slag om de doorlopende leerlijn beter te leren kennen!
De doorlopende leerlijn omvat de volgende elementen:
Het progressiesysteem: het geheel aan badges, insignes en awards van alle speltakken.
Leefwereld: dit element gaat over de steeds groter wordende wereld van kinderen en komt terug in de schaalgrootte van de activiteiten bij Scouting.
Jeugdparticipatie: het actief betrekken van kinderen en jongeren bij beslissingen over en vormgeving van hun eigen speltak, waarmee ze zelf richting leren geven aan hun eigen ontwikkeling. Jeugdleden worden in toenemende mate zelf verantwoordelijk voor het Scoutingprogramma. Door jeugdleden actief te betrekken bij beslissingen over en bij de vormgeving van hun eigen speltak, leren ze zelf richting te geven aan hun persoonlijke ontwikkeling. Jeugdleden zijn niet van de ene op de andere dag zelf verantwoordelijk voor hun programma. Dit gaat in stapjes, overeenkomstig de participatieladder van socioloog Roger Hart.
Bevers worden geïnformeerd door hun leiding. Leidinggevenden luisteren ook actief naar de bevers en proberen door hen direct te bevragen en te observeren, aan te sluiten bij hun wensen en leefwereld. Welpen worden geraadpleegd door de leiding. Ze krijgen op hun niveau inzicht in het proces, ze worden serieus genomen en er wordt gevraagd wat zij leuk vinden om te doen. Scouts adviseren. Hun activiteiten worden nog door de leiding gecoördineerd, maar zeker de oudere scouts worden actief betrokken bij het opstellen en organiseren van het programma. De oudste scouts gaan ook zelf aan de slag met het organiseren van een activiteit voor hun medescouts. Bij de explorers ligt de nadruk op coproduceren. Zij nemen zelf initiatief en organiseren eigen activiteiten en, wanneer ze wat ouder zijn, ook hun eigen expeditie. Hun volwassen begeleiding heeft duidelijk een begeleidende, motiverende rol. Roverscouts bekleden de laatste stap op de participatieladder, die van (mee)beslissen. Ze nemen zelf initiatief voor projecten en voeren deze vervolgens ook uit. De roverscouts hebben geen begeleiding meer, maar hooguit een adviseur of coach bij wie ze terecht kunnen en ze organiseren geheel zelfstandig hun eigen programma.
De progressiematrix: een overzicht van de invulling per speltak van de verschillende activiteiten die vallen onder de acht activiteitengebieden. Binnen elk activiteitengebied zijn er voor alle speltakken leuke, leerzame en uitdagende activiteiten te bedenken in een doorlopende lijn van bevers tot en met roverscouts. Dit wordt ook wel de 'progressiematrix' genoemd. Je kunt de progressiematrix gebruiken voor de invulling van je wekelijkse Scoutingprogramma's. De matrix helpt je om de activiteiten die je organiseert af te stemmen op één van de acht activiteitengebieden én op de verschillende leeftijdsgroepen. De progressiematrix kun je binnen je groep ook gebruiken om ervoor te zorgen dat de speltakken goed op elkaar aansluiten. De progressiematrix is een richtlijn waar je, als de situatie in je groep daar om vraagt, van af kunt wijken.
Subgroepen: Een manier van samenwerken binnen de speltak, gebaseerd op het feit dat kinderen en jongeren in kleine (vrienden)groepen van elkaar leren. Zie ook nesten (welpen) en ploegen (scouts).
Wet & belofte: hierin wordt de basis van de manier waarop we met elkaar omgaan binnen Scouting verwoord. De wet & belofte gaan over normen en waarden die binnen Scouting belangrijk zijn. Het zijn als het ware onze ‘spelregels’. De wet kun je zien als een positieve leidraad waarin staat wat er verwacht wordt van een scout. Door het afleggen van de belofte geeft een scout aan zijn best te doen om een goede scout te zijn, zich aan de wet te houden en anderen te helpen. De wet en belofte hebben in ieder geval een plek bij de installatie van een scout. Andere momenten waarop de wet of belofte terug kunnen komen, zijn tijdens het openen, de Sint Jorisviering en World Thinking Day. In de teksten van de wet & belofte van de bevers tot en met de roverscouts zit een opbouw, die past bij de ontwikkeling van de jeugdleden. Bij de belofte komt er bij elke speltak een zin bij. Bij de wet is er een variant voor bevers en welpen en is de tekst vanaf scoutsleeftijd voor iedereen hetzelfde.
Afnemende begeleiding en toenemende zelfstandigheid: de combinatie tussen het afnemen van de mate van (bege)leiding van de leidinggevenden en het toenemen van de zelfstandigheid van de jeugdleden. Hoe ouder jeugdleden worden, hoe minder begeleiding er nodig is rondom programmering en organisatie. Het werken in subgroepen helpt daarbij. Op deze manier krijgen scouts steeds meer eigen verantwoordelijkheid en zelfbestuur.
Acht activiteitengebieden
Uitdagende Scoutingtechnieken: activiteiten rondom een techniek, zoals hakken, stoken, kaart en kompas, routetechnieken, pionieren, zeilen en kamperen. | |
Buitenleven: activiteiten rondom het beleven van de natuur en overleven in de natuur, zoals survival, kennis van plant en dier, milieu, natuurbeheer en weer. | |
| Expressie: activiteiten waarmee je je kunt uitdrukken, zoals dansen, filmen, handvaardigheid, toneelspelen, muziek maken en schrijven. |
Sport & Spel: sporten, postenspelen, renspelen, gezelschapsspelen en teamspelen. | |
Identiteit: activiteiten die te maken hebben met wie je zelf bent (zelfbeeld), je levensovertuiging en de identiteit van je groep. | |
Samenleving: activiteiten die te maken hebben met je eigen omgeving, het cultureel erfgoed en de maatschappij (maatschappelijke participatie). | |
| Internationaal: activiteiten rondom kennis over Scouting wereldwijd (bijvoorbeeld JOTA-JOTI), internationale uitwisselingen en andere culturen. |
Veilig & Gezond: activiteiten rondom voeding en veiligheid (zowel fysiek als emotioneel). |