Headerafbeelding

Scout Bert Woudstra (92) legt krans op de Dam

Bert Woudstra (92) legt op 4 mei 2024 tijdens de Nationale Herdenking op de Dam een krans namens de Joden, Roma en Sinti die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord. Bert werd kort voor de oorlog welp. Hij heeft als jood tijdens de oorlog op dertien adressen ondergedoken gezeten. Een groot deel van zijn familie is vermoord. Na de oorlog vond hij het plezier in het leven weer terug dankzij Scouting.

Bert was 7 jaar toen hij woonde aan de Haaksbergerstraat 21 in Enschede. Jongens in de buurt en in de klas waren lid van de padvinderij. Dat leek hem ook wel wat. In 1939 is hij welp geworden bij groep 1, toen de oudste groep in Enschede. Hij had een heleboel vriendjes bij de welpen. Hij vertelt nu nog (2023) met veel enthousiasme hoeveel plezier hij daaraan beleefde. In juli 1940 ging hij met de welpen nog op kamp bij De Lutte in de buurt van Oldenzaal.

Bert herinnert zich deze periode als een prachtige jeugd. Zijn ouders hadden een succesvolle kledingzaak en behoorden daarmee tot de middenklasse van Enschede. Hij beleefde plezier aan de welpen en had veel vriendjes op school. Die onbezorgde jeugd veranderde door de bezetting. Joodse mensen kregen steeds meer beperkingen opgelegd.

Nederland is bezet

Bert herinnert zich nog dat hij altijd met zijn vriendjes in de straat speelde. Toen hij dat op een dag weer dacht te doen ‘met de verschrikkelijke Jodenster op zijn trui’, werd hij door een van zijn ‘vriendjes’ weggestuurd: “Ik mag van mijn ouders niet met jou spelen, want jij bent Joods.” De vriendenkring op school stopte in september 1941, toen Joodse kinderen van school af moesten. Toen was er ook al geen padvinderij meer. De ontwikkelingen volgden zich snel op en hadden een grote impact op Bert. “Er kwam steeds meer samen: Geen school en geen padvinderij, waardoor ik ook geen vriendjes meer had. Ik moest mijn fiets inleveren en er kwamen steeds meer verboden en beperkingen. De uitsluiting voelde als een lasso om mijn nek die steeds strakker werd aangetrokken.”

Zijn vader Frits Woudstra werd opgepakt tijdens de razzia in de nacht van 13 op 14 september 1941. Hij werd op 15 september naar concentratiekamp Mauthausen gedeporteerd. Daar overleed hij op 24 september 1941. Berts moeder dook daarna met haar zoons onder. Bekenden van de Woudstra’s die wisten dat Bert, zijn broer en moeder gingen onderduiken, waren zelf op zoek naar woonruimte en boden aan om in hun woning te gaan wonen. Alles zou kunnen blijven staan. De mensen behoorden tot het netwerk van verzetsmensen, dus het ging in goed vertrouwen, maar uit veiligheid werd er niets op papier gezet.

Bert is dertien verschillende onderduikplekken terechtgekomen. Bert had het op het eerste onderduikadres nog redelijk naar zijn zin. Maar er waren ook onderduikadressen waar hij alleen zonder zijn moeder verbleef. Op die adressen voelde hij zich zeer eenzaam. Hij heeft ook doodsangsten uitgestaan en een enkele keer is hij maar net aan een razzia ontsnapt. Bert: “Eén keer zat een Duitse officier bij een tandarts om een kies te laten trekken. Die officier riep maar dat de tandarts op moest schieten, waarop de tandarts vroeg waarom hij zo’n haast had. Die officier zei dat er een razzia was gepland en hij daar graag bij wilde zijn. De assistente van de tandarts hoorde dat en besefte dat Bertje direct gevaar liep. Zij was de tijdelijke bewoonster van Bert’s huis en wist waar hij ondergedoken zat. Er was een heel netwerk van mensen die zich bezighielden met onderduikers en al snel werd Bertje door de tandarts van het onderduikadres gehaald. “Mijn moeder en ik hebben toen in een gecamoufleerde auto dagenlang in een bos doorgebracht. Toen was ik ontzettend angstig.”

Bert heeft ondergedoken gezeten in Buurse, Boekelo, Enschede op twee plaatsen, Jonen, Sint Jansklooster, Haarlem, Twello, Bronsbergen, Deventer en Ronduite.

De bevrijding

Op 20 april 1945 werd Bert bevrijd in Ronduite, dicht bij Vollenhove. Voor Bert voelde dat helemaal niet als een feest. “Na terugkeer in Enschede eind april 1945 werd het me al snel duidelijk dat mijn vader was vermoord. Van de 53 familieleden bleken er 29 te zijn vermoord. Dan ben je 13 jaar en krijg je te horen dat je neefjes, nichtjes, ooms en tantes ‘niet meer terugkomen’. In die eerste weken na de bevrijding kwam weer van alles samen. Op school had ik natuurlijk een paar jaar gemist, dus werd ik twee klassen lager gezet waar ik niemand kende. Ik had dus geen schoolvriendjes. “Mijn moeder dacht weer in de woning terug te kunnen keren. Maar er was dus niets op papier gezet, waardoor ze niet kon aantonen dat de woning van haar was. We kregen een woning toegewezen van een NSB’er. Maar dat was een woning waar ik voor de oorlog nog met vriendinnetjes had gespeeld. Daardoor vond ik het daar verschrikkelijk.”

Een leven opbouwen na de oorlog

Bert voelde zich alsnog afgesloten van het sociale leven. Hij besloot zich weer te melden bij de padvindersgroep. “In juli 1945 kon ik als starter bij groep 6, de Sint Jorisgroep komen. Toen begon het padvindersleven weer volop. De padvinderij zorgde op een bijzondere manier voor een versnelde persoonlijke ontwikkeling van Bert. “We waren toe aan een nieuw clubhuis en het was aan mij als groepsleider om dat te regelen. De directeur van de Firma Hardick & Secke vond mij zo geweldig dat hij mij hulp aanbood om een nieuw clubhuis te bouwen. Dus was ik als 17-jarige met die fabrieksdirecteur bezig met een clubhuis. Dat gaf mij een boost naar volwassenheid.”

Bert was zo gemotiveerd dat hij in de zomer van 1951 de Gilwelltraining in Ommen volgde. “Kort erna kreeg ik de vraag van hoofdcommissaris Zaneveld om assistent bij de Gilwellcursus in de zomer van 1954 te worden. Aan die cursus deden allerlei hoogopgeleiden mee, van huisarts tot advocaten. Stond ik daar als jongeling ze te leren hoe ze met kinderen om moeten gaan en kampen moeten organiseren.” In 1951 stopte het Scoutingleven tijdelijk voor Bert, omdat hij in Zwitserland voor zijn textielopleiding stage ging lopen. Hij heeft daar nog wel en beetje contact onderhouden met padvinders en heeft het Scoutcentrum in Kandersteg bezocht.

Scouting kwam weer helemaal op zijn pad door Betsy Holl. “Ik werd verliefd op Betsy. Zij was eigenlijk niet meer actief bij de padvindsters, maar de padvinderij vroeg om hulp. Betsy werd een tijdje leidster. Ik werd Assistent District Commissaris (ADC) voor trainingen. We zaten er weer middenin. Vanaf ons huwelijk waren we weer actieve padvinders. In 1961 ben ik door werk, kinderen en andere zaken gestopt bij de padvinderij.”

Kort na de oorlog zag Bert in Duitsland dat steden in puin lagen en wat voor ellende de Duitse bevolking meemaakte. Hij besefte dat dit was veroorzaakt door de oorlog en dat ook de Duitsers slachtoffer waren van de oorlog. Hij besloot om zijn levensverhaal overal te gaan vertellen en uit te dragen dat er nooit meer een oorlog mag komen: niet weer – nie wieder. Hij deed dat ook in Duitsland, waar hij in het begin wel eens kritiek op kreeg. Na verloop van jaren veranderde dat in grote waardering.

Wat Scouting voor Bert heeft betekent

In 2006 werd Bert benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau voor zijn brede maatschappelijke inzet. Zijn gedreven inzet tegen discriminatie en voor wederzijds menselijk respect leverde hem in 2021 het Bundesverdienstkreuz, een hoge Duitse onderscheiding op. Bert heeft altijd gezegd dat Scouting zijn leven weer inhoud heeft gegeven. “Scouting heeft voor mij veel fijne contacten opgeleverd. Ik heb er ontzettend veel geleerd en het heeft de koers in mijn leven bepaald.”

Over de oorlogsjaren en zijn onderduiken zegt hij nu (2023): “Ik scheer me iedere dag en sta dan voor de spiegel. Iedere dag denk ik: man, je staat hier nog. Dankzij al die mensen die mij hebben gered. Dat maakt me ontzettend dankbaar voor wat die mensen hebben gedaan. Het geeft me ook een schuldgevoel dat ik de oorlog wel heb overleefd en zo ontzettend veel mensen niet. Ik had ook een van die mensen kunnen zijn. Ik weet dat het een onterecht schuldgevoel is, maar zo voelt het wel.”

Meer weten over Bert's levensverhaal

Twee kleindochters hebben de documentaire ‘De eeuw van mijn opa’ over Bert Woudstra gemaakt. Bert vertelt daar zelf over zijn ervaringen in de Tweede Wereldoog en gaat langs alle dertien onderduikadressen. De krant Tubantia heeft een podcast in vier afleveringen gemaakt over het leven van Bert Woudstra.